Wet avondklok is onrechtmatig

Laatste verbetering 5 december 2023

Waarom de avondklok onrechtmatig is 

Het regime gaat door met het invoeren van draconische maatregelen. Nu: parttime huisarrest voor de hele bevolking. Net als bij de maskerplicht is de avondklok een papieren tijger, want handhaving kan uitsluitend op grond van geldig recht.

In het kort

  1. De eerste constructie avondklok was ongeldig om 4 redenen, zie 1
  2. De tweede constructie avondklok is ongeldig omdat daarbij de ministeriële regeling van de eerste constructie omgehangen (hergebruikt) wordt en die is vervallen vanwege 1, zie 2
  3. Onredelijke, draconische wetten zijn ongeldig en hebben geen werking, ook al zijn ze op een juiste manier tot stand gekomen. Zij signaleren machtsmisbruik.

Bij de avondklok is er geen balans tussen nadelen en voordelen. Wat zou het voordeel zijn? Immers: de horeca is gesloten, de uitzonderingen betreffen een groot deel van degenen die ’s avonds buiten waren, bezoeken thuis zijn al beperkt (zij het niet wettelijk). Het effect op het autoverkeer is minimaal en in auto’s is het besmettingsgevaar nihil.

Het huisarrest voor de hele bevolking (17 mln) heeft waarschijnlijk  als motief: het tegengaan van feestjes (honderden of duizenden jongeren minder per week?). 

Lees ook de blogs van Joyce Hes (gepromoveerd jurist) De reikwijdte van macht (alweer) uitgerekt en eerdere. 

De ontwikkelingen 

Zie ook de tijdlijn in De Voortduringswet. 

Voorzieningenrechter: avondklok opheffen

[ochtend van 16-2]

Zo, een rotmaatregel minder !

Dit is de kern van de argumentatie van rechter S.J. Hoekstra-van Vliet vonnis

4.7 De voorzieningenrechter is echter [] van oordeel dat een zwaarwegende maatregel als een avondklok onder de gegeven omstandigheden niet via de weg van de Wbbbg en de daaruit volgende ministeriële regeling had mogen worden ingevoerd. De gestelde ‘superspoed’ als rechtvaardiging om een normaal (spoed)wetgevingstraject niet af te kunnen wachten, is naar voorlopig oordeel onvoldoende onderbouwd. Dat blijkt al uit het feit dat er vóór de invoering van de avondklok al vaker over de mogelijkheid van een avondklok was gesproken en die in ieder geval al ruim voor de daadwerkelijke invoering ervan als een van vele mogelijke opties naar voren is gekomen. Reeds dat maakt duidelijk dat niet aan de bijzondere eisen voor activering van de Wbbbg is voldaan. Die wet is immers slechts bedoeld voor situaties die letterlijk geen enkel uitstel kunnen dulden, omdat sprake is van een acute noodsituatie. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan een onverwachte dijkdoorbraak.

Nu de Wbbbg in dit geval is ingezet terwijl er geen sprake was van een zodanige situatie, is de inzet van de Wbbbg [] niet legitiem. Op deze manier is immers een zeer verstrekkende maatregel getroffen, zonder dat het voor een wet in formele zin gebruikelijke wetgevingstraject via de Eerste en Tweede Kamer vooraf is doorlopen*. Weliswaar heeft er voorafgaand aan de inwerkingstelling van artikel 8 Wbbbg een spoeddebat in de Tweede Kamer plaatsgevonden, maar het feit dat daarvoor ruimte bestond maakt duidelijk dat van een daadwerkelijke spoedsituatie [] geen sprake was. Het vooraf horen van de Kamer past immers niet bij het systeem van de Wbbbg, waarin nu juist bevoegdheden zijn opgenomen die zónder voorafgaande parlementaire goedkeuring, wegens uiterst acute situaties, direct kunnen worden gebruikt. Ook de afdeling advisering van de Raad van State heeft er in zijn advies van 1 februari naar aanleiding van het wetsvoorstel Voortduringswet op gewezen dat het vooraf betrekken van de Tweede Kamer [] niet rijmt met de gestelde urgentie en dat onduidelijk is waarom in dit geval is gekozen voor de Wbbbg, in plaats van een mogelijke route via aanpassing van de Tijdelijke wet maatregelen Covid-19.

(* Deze zin lijkt me misplaatst want er was gewoon geen gebruikelijk wetgevingstraject.)

Dit argument staat verderop: Geen sprake van buitengewoon.

Een wet misbruiken (onterecht toepassen) leidt tot een rode kaart. Dan hoef je niet verder te kijken naar bij voorbeeld nut en noodzaak. Als een wet ingevoerd wordt zonder legaliteit maar met brede steun (vanwege de vermeende noodzaak) dan is de rechtstaat zoek.

Een andere grond voor een rode kaart is het ontbreken/omzeilen van een AMvB (zie Niet de juiste procedure gevolgd). Dit staat niet in de dagvaarding van viruswaarheid en daarom evenmin in het vonnis.

Vooral de Eerste Kamer heeft hier gefaald; zij moeten de legaliteit van wetsvoorstellen nauwgezet toetsen.

De voorzieningenrechter  noemt “ten overvloede” een ander gebrek, onder Proportionaliteit en subsidiariteit

Het is echter wel van belang dat de Staat goed motiveert waarom een bepaalde maatregel onvermijdelijk is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er [] grote vraagtekens te plaatsen zijn bij de feitelijke onderbouwing door de Staat van de noodzaak van de avondklokmaatregel. Daarbij weegt zwaar dat de pandemie al bijna een jaar duurt en erkend is

Dit gaat over de materiële, concrete grondslag (naast de wettelijke): wat is het gevaar en hoe gaat deze maatregel het bestrijden ? Alle TK-partijen vroegen naar de onderbouwing en de proportionaliteit, maar negeerden dat er fundamenteel geen reden is voor maatregelen, want het bewijs ontbreekt zie deze pagina.

Dat de druk op de zorg momenteel minder groot is dan in maart-april is al voldoende reden om geen enkele extra maatregel in te voeren.

De macht slaat terug

[17-2] Daarna gebeurde er nogal wat, hier door Radar op een rij en een kritische blik  met de relatie tussen Van Dissel en rechter Tan- de Sonnaville.

A De opschorting van de uitvoering van het vonnis door het gerechtshof Den Haag, via een schorsingsincident.

Samengevat luidt het toetsingskader^: Schorsing is alleen mogelijk als er omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat het belang van de gedaagde (de Staat) bij behoud van de bestaande toestand (tot het hoger beroep) zwaarder weegt dan het belang van de eiser bij tenuitvoerlegging.

(^ Ik parafraseer en kort in)

Dat lijkt me in veel zaken een lastige afweging want natuurlijk hebben beide partijen een aanzienlijk belang. In dit geval oordeelde het hof ten gunste van de partij die voor het inkomen zorgt.

Oud-advocaat Frank Stadermann wijst er op dat de reden die door de rechtbank werd aangevoerd om het besluit op te schorten – er zou anders sprake zijn van een jojo-effect– niet door de regering is aangevoerd. “Het is een doodzonde voor een rechter om zelf met argumenten te komen die door de eiser niet zijn aangevoerd.” Het laat volgens hem zien dat de rechtbank partijdig heeft gehandeld. bron

 

B Hoger beroep ingesteld in een spoedappèl. Dat de zitting al over drie dagen is (vrijdag 19-2) is ongehoord. Een advocaat over zulke zaken

Wie zijn zin niet krijgt in kort geding kan voor spoedappèl terecht bij het gerechtshof. Een goed voorbeeld hiervan vormde het geschil over de vraag of de Nederlandse staat gehouden was om op korte termijn Nederlandse IS-vrouwen met hun kinderen vanuit Syrië terug te halen. Ja, oordeelde de Haagse voorzieningenrechter. De staat ging in beroep en een week later (!) concludeerde het hof in Den Haag dat dit niet aan de rechter is om te beslissen maar aan de Nederlandse politiek. Geheel los van het inhoudelijk rechterlijk oordeel gaf de rechtspraak hier een staaltje voortvarendheid ten beste die alom respect verdient. Of het nu komt doordat een van de procespartijen de staat betrof*, weet ik niet, maar erg gangbaar is deze praktijk allerminst. Zo mocht ik van de week ervaren, dat het arrest in een zaak die ik in juli 2019 voor spoedappèl had aangebracht andermaal met vier weken is aangehouden en die zaak aardig op weg lijkt om het jaar vol te maken.

* Dat staat nu vast.

De meeste mensen rapen A en B bijeen of noemen A het spoedappèl.

C Afwijzing van de wraking van de rechter/s door viruswaarheid in de zitting over de schorsing.

D Een nieuwe wet

Hier toont het regime weer eens dat winnen en het  eigen prestige voorop staan. Er mag geen deuk komen in ‘Kop wij winnen, munt jullie verliezen’. Bij achterstand veranderen we de spelregels. 

Enerzijds houden zij staande dat de WBBBG een juiste grond was. Zij konden met vertrouwen het arrest afwachten en het parlement niet opzadelen met een overbodig debat.

Anderzijds nemen zij het zekere voor het onzekere en werken aan een nieuwe regeling voor de avondklok.

In het debat 18-2 vroegen Kamerleden (o.a Hijink SP): Als het Hof het vonnis verwerpt (en de avondklok in stand blijft) houdt de regering dan vast aan de huidige regeling en voert de ‘spoed’wet niet in? In dat geval debatteren we nu voor niets. Rutte en Grapperhaus wilden deze vraag niet antwoorden: wij wachten het arrest af. Een uiterst vreemde situatie.

De motie van Groothuizen D66 werd aangenomen waarbij de regering wordt verzocht om de werking van artikel 8 de WBBBG te niet te doen zodra de nieuwe wet in werking treedt.

Vraagje. Het demissionaire kabinet ging nat bij de rechter en vroeg de Tweede Kamer (tijdens hun reces) om een ingrijpende maatregel alsnog een wettelijke basis te geven, graag  binnen twee dagen. Waarom hebben de fracties niet vriendelijk bedankt voor die eer ?

Het bewind wil -waarschijnlijk-  niet afzien van het hoger beroep omdat dan de oude regeling definitief onrechtmatig is waardoor de opgelegde strafbeschikkingen/boetes wankelen. Nu kiezen voor de nieuwe regeling zou intrekken van het hoger beroep vanzelfsprekend maken.

Minister Grapperhaus heeft in een recent debat tegen de Kamer gezegd dat de WBBBG de enige manier was om de avondklok te regelen, via de coronawet (TWM) zou het niet kunnen. Het blijkt nu dat hij de WBBBG (of een aparte wet) veruit beter vindt vanwege de zwaarte van de maatregel, daar zit iets in.

Uit het advies van de Raad van State

Het voorstel is vormgegeven als een specifieke wet die uitsluitend ziet op het vertoeven in de open lucht en niet als een aanpassing van de Tijdelijke wet maatregelen Covid-19 (Twm).

U leest het goed: de avondklok zou in een aparte wet komen. Dat zou ongebruikelijk zijjn.

Er zijn dus drie wegen onderzocht: 1. WBBBG, 2. aparte wet, 3. TWM/WPG.

De TWM maakte een nieuw hoofdstuk in de Wet Publieke Gezondheid (Artikel 1 TWM: De Wet publieke gezondheid wordt als volgt gewijzigd:). De Afdeling Advies argumenteert dat de avondklok via die weg in de WPG moet komen en niet via een aparte wet.

De minister heeft het advies gevolgd, zij het dat het wetje de avondklok niet in de TWM zet maar in de WPG; dat lijkt me ook beter.

Wat bepaalt het wetje ? Artikel 1:

Aan artikel 58j, eerste lid, wordt [] een onderdeel toegevoegd, luidende: f. het vertoeven in de openlucht.

58j gaat over Overige regels; Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:

a hygiënemaatregelen en persoonlijke beschermingsmiddelen etcetera.

Zo kreeg het regime de vrijheid om met ministeriële regelingen de vermeende epidemie te bestrijden.

Artikel 2

De Tijdelijke regeling landelijke avondklok covid-19 wordt [] aangemerkt als een geldende regeling als bedoeld in artikel 58j, eerste lid, onder f, van de Wet publieke gezondheid.

De Memorie van toelichting legt dit uit

De Tijdelijke regeling landelijke avondklok covid-19 wordt ‘omgehangen’. [] Het omhangen gebeurt doordat de wetgever die regeling aanmerkt als een geldende regeling als bedoeld in het voorgestelde artikel 1. De op het moment van inwerkingtreding in die regeling vervatte regels [] blijven dus ongewijzigd gelden. Bovendien regelt de wetgever zo dat de Tijdelijke regeling landelijke avondklok [] wordt geacht tot stand te zijn gebracht overeenkomstig de besluitvormingsprocedure die geldt voor een ministeriële regeling op grond van de Twm.

 

De constructie WBBBG is wankel sinds het vonnis van 16-2. Het regime vraagt nu (aan de Staten-Generaal) dat ook een avondklok met een ministeriële regeling opgelegd kan worden, op grond van een nieuw punt in de WPG.

– Nota bene de TK debatteerde lang over wat wel en niet op die manier geregeld kan worden. Er stond bij voorbeeld een open einde artikel in het voorstel TWM waarmee het bewind bijna elke maatregel kon invoeren; dat werd eruit gehaald. –

Dat er nu -binnen enkele dagen- een ingrijpende maatregel in gefietst wordt is al heftig.

Het omhangen (artikel 2 van het wetje) is onaanvaardbaar. De regeling avondklok hangt niet meer voor het grijpen, hij is weg omdat de bodem (de WBBBG) verdween.

Die Tijdelijke regeling landelijke avondklok (met bepalingen over tijden en uitzonderingen) was gebaseerd op de WBBBG, dit staat in de aanhef

De Minister van Justitie en Veiligheid, Gelet op artikel 8, eerste en derde lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag; besluit:

Hetzelfde staat boven de regeling die de avondklok verlengt.

En in het vonnis staat

De voorzieningenrechter: veroordeelt de Staat artikel 8 lid 1 en 3 Wbbbg per omgaande buiten werking te stellen, waardoor ook de Tijdelijke regeling vervalt;

Op 18-2 was er een briefing in de Tweede Kamer met o.a Wim Voermans, hoogleraar staatsrecht. Volgens hem is het omhangen omstreden, het is ‘balletje balletje’ spelen. Desondanks vindt hij het acceptabel.

Op 2 maart stuurde ik hem een e-mail met o.m.

Ik probeer te begrijpen waarom u de constructie desondanks niet veroordeelt. Moet de grondslag voor zo’n zware maatregel niet einwandfrei zijn ? Hoe kan een ministeriële regeling op grond van de WBBBG -een noodwet- in stand blijven als artikel 8 gedeactiveerd is ?  Daar komt bij dat de eerste constructie onwettig was omdat er geen AMvB is opgesteld.

Een reactie bleef uit. 

De min of meer koninklijke weg was: een nieuwe ministeriële regeling voor de avondklok, op grond van artikel 58j -1.f . Die regeling kan een kopie zijn van de huidige. 

Nog eens omhangen 

Volgt u het nog ? Wat was vanaf 23-2 de grondslag voor de avondklok ?

Middels een nieuw wetje staat in de WPG dat de minister een avondklok mag instellen via een ministeriële regeling. Er komt geen nieuwe min-reg maar de oude wordt toepasselijk verklaard = omgehangen. 

Op 2 maart verscheen een ministeriële regeling met diverse maatregelen zoals 

verlenging van het maatregelenpakket, het toestaan van de uitoefening van contactberoepen, de verhoging van de leeftijd voor buitensporten, het toestaan van winkelen op afspraak, aanpassing van de uitzonderingen op de verplichte antigeentestuitslag, opneming van de regels over de landelijke avondklok en enkele andere wijzigingen

Hij is gemaakt en aangekondigd op 23 februari (maar niet ondertekend.

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant []

Verrassend: hij maakt een nieuwe paragraaf over de avondklok in de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19. 

Artikel 6.15 Avondklok

Het is van 3 maart 2021 tot en met 15 maart 2021 verboden tussen 21.00 uur en 04.30 uur te vertoeven in de openlucht.

Gevolgd door de uitzonderingen. 

De Tijdelijke regeling landelijke avondklok covid-19 wordt ingetrokken.

Volgt u het ? 

Een dag nadat de oude Tijdelijke regeling [] avondklok (weeskind van een ingetrokken artikel) toepasselijk werd verklaard trekt het bewind hem in

Dat werd acht dagen later effectief. Vermoedelijk beseften zij dat het weeskind geen grond bood voor de avondklok. Het is een sterk argument in bezwaren tegen boetes die opgelegd zijn voor 3-3. 

De Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 is de verzameling van de corona-maatregelen dus de avondklok past daar in. Hiermee is 1 van de gebreken gerepareerd. 

De dagvaarding van Viruswaarheid

[14-2] De stichting viruswaarheid heeft een dagvaarding uitgebracht tegen de Staat.

Dit is de kern

Daarbij ligt de bewijslast dat het voortbestaan van de Staat op het spel staat en dat de maatregelen noodzakelijk en geschikt zijn bij de Staat zelf. Daarvan blijkt niets. De feiten wijzen op geen enkele wijze op een uitzonderingssituatie. Ook kan na een jaar van ongekende vrijheidsinperkingen geen sprake zijn van een noodsituatie na “feitelijke gebeurtenissen”. Er kan hoogstens sprake zijn van een regering die niet geïnvesteerd heeft in een oplossingsgericht beleid. Voor zover er al sprake is van een probleem, is dit self induced. In dat geval is een uitzonderingssituatie nooit gerechtvaardigd.

De zitting was op 11-2. Hier te zien. Uitspraak 16 februari. (Ik denk dat de eis wordt afgewezen 14-2. > 17-2: dit schatte ik fout in)

Inhoud verzetschrift

Met de volgende argumenten kun je bezwaar maken tegen een boete (strafbeschikking).
Op internet zijn modellen ‘verzetschrift strafbeschikking’ te vinden. Hier staat de procedure.

[17-2 Deze tekst blijft bruikbaar voor boetes tot 3 maart. Er komt een nieuwe versie ]

<< 1  Bij de avondklok is er geen balans tussen nadelen en voordelen. Het netto voordeel is gering. Immers: de horeca is gesloten, de uitzonderingen betreffen een groot deel van degenen die ’s avonds buiten waren, bezoeken thuis zijn al beperkt. Het effect op het autoverkeer is minimaal en in auto’s is het besmettingsgevaar nihil. Het huisarrest voor de hele bevolking (17 mln) heeft waarschijnlijk  als motief: het tegengaan van feestjes (honderden of duizenden jongeren minder per week?). 

2  Handhaving kan uitsluitend op grond van geldig recht. Bij de regeling avondklok -die van kracht was toen ik de boete kreeg- is niet de juiste procedure gevolgd.

  • De ‘authentieke versie’ van de WBBBG en de ministeriële regeling avondklok zijn niet ondertekend, evenals de ministeriële regeling met de nieuwe einddatum. 
  • Om artikel 8 in werking te zetten zijn een koninklijk besluit (1e lid) en een AMvB (2e lid) nodig. De RvState merkt op in hun advies

Evenmin blijkt uit de toelichting in hoeverre is overwogen om de genoemde amvb alsnog te herzien dan wel op grond van artikel 8, tweede lid, een nieuwe amvb vast te stellen.

[] De ministeriële regeling [] op grond waarvan de avondklok is ingesteld bepaalt dat de [oude] amvb in zijn geheel buiten werking wordt gesteld. De toelichting [] stelt dat deze amvb niet goed toepasbaar is in de huidige situatie. Dit wordt niet nader gemotiveerd.

De minister van V&J heeft zonder geldige reden de oude AMvB gewijzigd noch een nieuwe opgesteld, de enige twee opties. Hij gebruikt en verwijst naar het derde lid, maar het wetsartikel is helder: het derde lid staat niet op zichzelf maar modificeert de AMvB van het tweede lid. Zonder AMvB is artikel 8 niet in werking.   >>

 

Op deze pagina worden de punten uitgelegd.

WBBBG en Regeling niet ondertekend

Hier de Authentieke versie van de WBBBG. De namen van de ministers staan er onder en ‘Beatrix’.

Hier de Authentieke versie van de ministeriële regeling.

Het koninklijk besluit is wel ondertekend.

De regeling van de nieuwe einddatum is niet ondertekend.

 

Artikel 47 uit de Grondwet bepaalt dat alle wetten en Koninklijke Besluiten door de Koning en door 1 of meer ministers ondertekend worden. Pas nadat zij allebei het wetsontwerp hebben ondertekend, krijgt het de status van wet.

Dit verzuim is veel zwaarder dan een vormfout. Alles rond de avondklok is gebaseerd op deze wet: de woorden en teksten van bestuurlijk Nederland naar de bevolking, en de handhaving.

Zo’n belangrijk document moet met een pen ondertekend worden. (Nog beter: de minister schrijft het stcrt-nummer bij zijn/haar handtekening en z’n paraaf op alle pagina’s. Scannen en publiceren, met een link naar de paspoorten. Het document moet ter inzage liggen.)

In deze zaak oordeelde de Raad van State dat een hoger beroep (door GS Zuid-Holland) niet was ingediend omdat de handtekening ontbrak.

1 Niet de juiste procedure gevolgd

Het bewind volgt het wetsartikel niet.

Uit de Kabinetsreactie op het 96e OMT-advies:

De grondslag voor het instellen van een avondklok is artikel 8, eerste lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Wbbbg). Op grond van dit artikel is de Minister van Justitie en Veiligheid bevoegd het vertoeven in de openlucht te beperken.

De Wbbbg is een noodwet. Dat hierop een beroep wordt gedaan, onderstreept de ernst van de situatie.

Leuk geprobeerd; wij komen met een noodwet en dat betekent dat de nood hoog is ? Het regime moest dat laatste zelf aantonen.

Artikel 8, eerste lid Wbbbg dient bij koninklijk besluit in werking te worden gesteld.

Dat kan op grond van artikel 1 WBBBG.

Middels een ministeriële regeling wordt invulling gegeven aan de bevoegdheid van artikel 8.

Dat is nodig omdat het eerste lid slechts een bevoegdheid verleent. De invulling staat in het tweede lid

2 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gegeven met betrekking tot de uitoefening van [deze] bevoegdheid.

Dit is cruciaal. Een AMvB is niet hetzelfde als een ministeriële regeling. De regering moet over het eerste wel advies vragen aan de Raad van State: een extra stap.

Op 21-1 debatteerde de Tweede Kamer over “de ontwikkelingen rondom het coronavirus”. Kees van der Staaij (vanaf 15.05u) vroeg aan minister Grapperhaus of hij ten onrechte het tweede lid overslaat en het derde lid toepast :

3 Onze Minister van Veiligheid en Justitie is bevoegd in spoedeisende gevallen regels te geven waarbij wordt afgeweken van de regels, bedoeld in het tweede lid, of deze buiten werking worden gesteld.

Bij spoed is een ministeriële regeling mogelijk en die sluiproute hebben de juristen gekozen. Maar het wetsartikel is helder: het derde lid staat niet op zichzelf maar modificeert de AMvB van het tweede lid. Het antwoord van Grapperhaus overtuigde niet. Verderop staat hoe het tweede lid opgepakt wordt in de ministeriële regeling.

(Het derde lid is vreemd: artikel 8 wordt per definitie met spoed geactiveerd dus ‘in spoedeisende gevallen‘ is overbodig. Of gaat het om superspoed ? En de minister V&J mag de AMvB buiten werking stellen en daarmee de hele avondklok ?)

De kabinetsreactie vervolgt

Na het besluit om artikel 8 in werking te stellen, wordt onverwijld een verlengingswet naar de Tweede Kamer gezonden.

Dat staat in artikel 2:

Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de [] in werking gestelde bepalingen.

Het regime moet dus drie stukken wetgeving invoeren:

  1. Een koninklijk besluit;
  2. Een AMvB waarin de beperking omschreven wordt (met name de uitzonderingen);
  3. Een wet over het voortduren.

Het koninklijk besluit is op 22-1 gepubliceerd. Hij is ondertekend door de minister-president en de Koning (zijn naam/titel staan op het briefpapier).

Op 22-1 verscheen de ministeriële regeling.

In de aanhef:

Gelet op artikel 8, eerste en derde lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag

Het tweede lid ontbreekt. In de toelichting probeert men het tweede lid en de AMvB weg te argumenteren.

Het tweede lid bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gegeven met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheden [].

Deze regels zijn gesteld in het Besluit van 25 november 1953 (Stb. 1953, 555).

[] In de huidige Wbbbg gaat het om artikel 8, tweede lid []. Deze algemene maatregel van bestuur is niet goed toepasbaar op de huidige situatie, terwijl blijkens het algemene deel van de toelichting met spoed moet worden gehandeld.

Daarom wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 8, derde lid [] biedt om de nadere regels buiten werking te stellen.

Listig maar doorzichtig. Dit is ongeoorloofd knutselen met wetten. Men moest nu een AMvB maken of de oude wijzigen.

De RvState merkt op

Evenmin blijkt uit de toelichting in hoeverre is overwogen om de genoemde amvb alsnog te herzien dan wel op grond van artikel 8, tweede lid, een nieuwe amvb vast te stellen.

[] De ministeriële regeling [] op grond waarvan de avondklok is ingesteld bepaalt dat de [oude] amvb in zijn geheel buiten werking wordt gesteld. De toelichting bij de regeling stelt dat deze amvb niet goed toepasbaar is in de huidige situatie. Dit wordt niet nader gemotiveerd.

MInister Grapperhaus geeft een paar drogredenen voor het nalaten o.a.

Het ligt derhalve in de rede het herzien van de amvb onderdeel te laten zijn van de brede aanpak van de voorgenomen modernisering van het staatsnoodrecht.

 

Overigens, in het koninklijk besluit laat men het tweede lid gewoon weg.

Met de inwerkingstelling van artikel 8, eerste en derde lid [] krijgt de Minister van Justitie en Veiligheid de bevoegdheid het vertoeven in de open lucht te beperken. Op grond van deze bevoegdheid kan hij daarover bij ministeriële regeling concrete regels stellen. [] )

De voortduringswet

De tijdlijn, met nieuwe wet e.a:

  • 12 jan Avondklok genoemd tijdens de persconferentie
  • 15 jan Advies RIVM
  • 19 jan Advies OMT
  • 22 jan Debat TK, WBBBG art. 8 in werking en de  Tijdelijke regeling landelijke avondklok met vervaldatum 10-2.
  • 23 jan Aanvang avondklok
  • 26 jan Voortduringswet naar de RvState gestuurd (Afdeling Advies)
  • 1/2 feb  Advies gereed;
  • 3 feb Wet, MvT en advies naar de Kamer
  • 8 feb Overleg commissie TK
  • 9 feb Nieuwe vervaldatum bepaald: 3 maart
  • 11 feb Voortduringswet aangenomen door TK (118 voor)
  • (16 feb Vonnis voorzieningenrechter, gevolgd door wetsvoorstel) 
  • 22 feb Buitenwerkingstelling van artikel 8 WBBBG, daarom op 23-2 geen plenaire behandeling in Eerste Kamer, alleen stemming over 1 motie
  • 22 feb Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht in werking
  • 2 maart Avondklok verlengd naar 15 maart (in verzamelwet)

Het wetsvoorstel (omvang: een paar zinnen) moet ‘onverwijld’ naar de Kamer en dat kon op dezelfde dag, maar het gebeurde na twee weken. Waarom ging het pas op 26-1 naar de Afdeling?

Een punt betreft de einddatum. De Afdeling Advies zegt

Het wetsvoorstel regelt dat de werking voortduurt tot 10 februari. Daarmee sluit het voorstel aan bij de bepaling hierover in de ministeriële regeling. 

Hoewel het juridisch mogelijk is om in de voortduringswet een einddatum op te nemen ligt dat niet zonder meer voor de hand. Bij kb kan [móet -IBOP] het gebruik van artikel 8 zo gauw de omstandigheden dat toelaten, immers buiten werking worden gesteld.

De raad merkt op dat er een probleempje is wanneer de avondklok na 10-2 moet blijven.

Indien de wet vóór 10 februari in werking is getreden kan niet worden volstaan met aanpassing van de ministeriële regeling omdat het wetsvoorstel zelf een harde einddatum bevat. [Dan] moet de procedure opnieuw moet worden gestart. De vraag is of dat gewenst is. Aan dat gevolg kan in die situatie alleen worden ontkomen door de thans voorgestelde wet niet vóór 10 februari tot stand te laten komen dan wel een voor die datum tot stand gekomen wet niet in werking te laten treden. De vraag is of een dergelijke gang van zaken in overeenstemming is met de bedoeling van de wetgever.

Waarschijnlijk niet! De minister en zijn juristenteam hebben even niet opgelet. De minister antwoordt

[Daarom] is het wetsvoorstel zodanig aangepast dat daarin nog slechts het enkele voortduren van de in werking gestelde bepalingen is geregeld.

Een stap terug: volgens de WBBBG hoeft een einddatum niet genoemd te worden want als de orde en veiligheid hersteld zijn, dan wordt de avondklok buiten werking gesteld op voordracht van de Minister-President. Deze logische bepaling gaat uit van een fatsoenlijke regering en houdt geen rekening met een dol bewind.

Zij werken al een jaar met einddatums voor de maatregelen. Vreemd is dat, want men kan niet weten of de epidemie over x weken voorbij is? Waarschijnlijk kiest men voor termijnen vanwege het draagvlak.

Zo staat er een einddatum in de Regeling (en bijna in de Voortduringswet). Die werd op 9-2 gewijzigd middels een ministeriële regeling die -het verrast niet- niet ondertekend is. Het komt vreemd over: een ministeriële regeling wijzigen middels een ministeriële regeling. 

De wet (art. 8.3) zegt: de minister mag regels geven ”waarbij wordt afgeweken van de regels, bedoeld in het tweede lid”. Een lid dat door de minister werd weggestopt …..

Een detail nog: de minister mag afwijken van de regels, maar is de einddatum een regel ?

2 De WBBBG is de verkeerde wet

Virus bedreigt openbare orde en veiligheid ?

De WBBBG wordt misbruikt, want in artikel 3 staat

De bevoegdheden die deze wet aan organen van burgerlijk gezag toekent, worden slechts uitgeoefend voor zover dit met het oog op de handhaving van de openbare orde en veiligheid naar het oordeel van die organen geboden is.

De volksgezondheid is echt iets anders dan openbare orde en veiligheid, ook al is veiligheid een ruim begrip.

We hebben niet voor niets een wet Publieke Gezondheid; daar horen alle maatregelen te staan.

Andere artikelen in de wet BBBG betreffen onder meer: een gebiedsverbod, verbod samenkomsten en vergaderingen, censuur, opheffing van briefgeheim en huisvrede.

Geen sprake van ‘buitengewoon’

Uit de toelichting

Op dit moment is echter sprake van een buitengewone situatie die noopt tot de inwerkingstelling van artikel 8 Wbbbg.

Het bewind is ongeloofwaardig omdat zij tien maanden na het begin van de epidemie stelt dat de situatie buitengewoon is. De situatie was in maart ernstiger dan op dit moment, toen heeft het regime artikel 8 niet geactiveerd. 

Bovendien: de situatie is niet buitengewoon, zo blijkt uit de cijfers.

Avondklok Baden-Württemberg onwettig verklaard

Sietske Bergsma meldt 8 feb.

Een rechtbank in Baden-Württemberg heeft de avondklok teruggedraaid. Volgens het maandag gepubliceerde vonnis moet de bepaling die voorziet in uitgaansbeperkingen van 20.00 tot 05.00 uur worden opgeschort.

De spoedprocedure van een eiser uit Tübingen was daarmee succesvol. De rechtbank stelt dat de staatsregeling niet meer voldeed aan de wettelijke eisen. Uitgaansbeperkingen en avondklokken zijn volgens de Wet Infectiebescherming alleen mogelijk als het nalaten ervan leidt tot nadelen in de strijd tegen pandemieën.

Deze maatregel zou alleen in aanmerking komen als het opheffen ervan zou leiden tot een aanzienlijke verslechtering van het besmettingspercentage. Dat is onvoldoende aangetoond.

De strafmaten

Uit berichtgeving, de kabinetsreactie en de overheidsite blijkt dat de boete in de praktijk 95 euro is. Maar in de WBBBG staat dat handelen in strijd met een beperking, bevel of verbod als bedoeld in artikel 8 gestraft wordt met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie: maximaal € 8700 !

Van der Staaij vroeg de minister (nogmaals) “Het klopt toch dat het zich niet houden aan de avondklok een boete van maximaal 8700 euro of een half jaar hechtenis betekent?”

Grapperhaus: “Ik waarschuw de mensen die over die boete van 95 euro, die ik nog altijd hoog vind [huh?] menen: nou, daar kom ik wel overheen. Dan zeg ik: denk erom, ga niet formulieren vervalsen [] want dan zit je in een heel andere categorie van het strafrecht.”

Zie de Kabinetsreactie:

Geprinte versies dienen voorzien te zijn van een handtekening. Dit maakt het beter mogelijk om bij overtreding hier eventueel rechtsvervolg aan te geven.

Mooi nu kijken we aan tegen drie strafmaten: 95 of 8700 euro of een boete voor valsheid in geschrifte die nog hoger kan zijn.

In de toelichting bij de ministeriële regeling -bij punt 6– worden alleen de eerste twee strafmaten genoemd, zonder uitleg over de gapende kloof.

Verderop staat (bij 7, artikel 4):

Als het formulier bewust onjuist wordt ingevuld, is sprake van valsheid in geschrift (artikel 225 Wetboek van Strafrecht).